DigiTable Campus Day – (Deel 2 van 3) De opstartfase

DigiTable Campus Day – (Deel 2 van 3) De opstartfase

Op 26 mei organiseerden Aestate, AT Osborne, Royal HaskoningDHV, TwynstraGudde en Smart WorkPlace de DigiTable Campus Day over corona en campus. In het tweede deel van het verslag aandacht voor de opstartfase.

Niekol Dols (foto) ziet in de opstartfase, die zich nu voordoet, een nieuwe uitdaging: de beperkende factor van vervoer. “Concreet: hoe kom je op de campus en hoe realiseer je de anderhalvemetermaatschappij op het drukst befietste stuk van Nederland? En dat in een gebied waarin naast de universiteit ook nog een hogeschool en een UMC zijn gehuisvest.” Dols merkt daarnaast dat het lastig is om de ‘waarom kom je naar de campus?’-vraag op de juiste manier te stellen. “Er wordt nu erg gefocust op het operationeel oplossen van de anderhalvemetercampus. Door de vraag analytischer beet te pakken kom je echter tot een duurzamere en toekomstbestendigere oplossing.”

“Door de vraag analytischer beet te pakken kom je tot een duurzamere en toekomstbestendigere oplossing” – Niekol Dols

Koen Fleuren vindt het weer opstarten van de campus lastiger dan het afschalen van enkele maanden geleden. “Je moet dan bepalen wat wel en niet kan en wat je eerst moet doen en wat later kan.” Een andere uitdaging zijn de beperkingen van de anderhalvemetermaatschappij voor het fysiek onderwijs. “Als je kijkt naar de zaalcapaciteit met de anderhalvemeterrestrictie, dan schrik je over hoe drastisch dat reduceert. Zo heeft onze grootste zaal 485 plekken. Daar blijven er nu 48 van over.” Tegelijkertijd beaamt hij de oproep van Dols om analytisch naar de ‘waarom kom je naar de campus?’-vraag te kijken: “Je gaat dan namelijk verder dan het alleen oplossen van de praktische vragen van nu.”

“Als je kijkt naar de zaalcapaciteit met de anderhalvemeterrestrictie, dan schrik je over hoe drastisch dat reduceert” – Koen Fleuren

Franc van Nunen onderschrijft de woorden van Fleuren. Hij zag hoe zowel vanuit de rijksoverheid als vanuit de eigen organisatie inmiddels een kanteling heeft plaatsgevonden: “Je gaat van het negatieve ‘wat mag niet’ naar het voorzichtig positieve ‘wat mag wel’. Daarbij zie je een spanningsveld: enerzijds breng je hoop naar de mensen, maar blijkt tegelijkertijd dat er ook nog veel niet kan of niet mag.” Van Nunen maakt duidelijk een knip bij het opstarten tussen de periode tot en met augustus en vanaf september: “In de periode tot en met de zomer doen we vooral aan herstel, proberen we zoveel mogelijk weg te werken en denken we na over hoe het na de zomer moet in het ‘nieuwe normaal’. In deze periode besteden we ook veel aandacht aan social commitment, groepsvorming en binding tussen mensen.”

Van Nunen ziet twee zaken in het nu opgestelde Herstartprotocol. “Vanwege de spitsproblematiek, die Dols ook aanhaalde, was er een eenvoudige ingreep om het onderwijsblok te verschuiven naar later op de dag. De NS heeft inmiddels ontdekt dat je daarmee het probleem niet oplost, omdat je de piek niet verspreidt, maar verplaatst. Het andere zijn de gevolgen voor de capaciteit van de anderhalvemetermaatschappij, die Fleuren aanhaalt. Daardoor kun je in een hoorcollegezaal nog 15 procent gebruiken en in een werkgroepzaal 30 procent. Of – omgerekend in stoelen – je hebt 3.000 in plaats van 11.000 stoelen beschikbaar.”

Bij kantoren, een ander soort gebouwen op de campus, wordt volgens Van Nunen vaak een denkfout gemaakt. “Er wordt gezegd: als we in het ‘nieuwe normaal’ maar met 20 procent van de stoelen kunnen werken, kan maar 1 op de 5 medewerkers op kantoor werken. Dat klopt niet, want in de praktijk was de bezettingsgraad vaak maar 30 tot 40 procent. De reductie is dus hooguit 1 op de 2 in plaats van 1 op de 5.” Daarom is hij ook voorzichtig optimistisch over het opstarten in de anderhalvemetermaatschappij: “Als je echt kritisch in de breedte van de totale campus kijkt – en nog eens in je achterhoofd neemt waar we de afgelopen maanden vandaan komen – merk je dat er nog best veel mogelijk is. Momenteel experimenteren we daarmee, zodat we in september de campus weer zoveel mogelijk als ‘hub’ kunnen laten functioneren.”

“Als je echt kritisch in de breedte van de totale campus kijkt, merk je dat er nog best veel mogelijk is” – Franc van Nunen

Jaco van Noppen ziet in de opstartfase twee belangrijke uitdagingen: “We hebben allemaal te maken met crowdmanagement. Van de stad naar de campus, van de campus naar het gebouw en van het gebouw naar de plek. Waarbij de plek is onderverdeeld in onderzoek en onderwijs. Een belangrijk onderscheid, want ze zijn heel verschillend. Zo hebben we bij onderzoek bij de technische universiteiten grote opstellingen, waarbij mensen gewoon konden doorwerken want ze stonden al op grote afstand van elkaar. Als ik dan bovendien kijk naar de uitgestrektheid van onze campus, verwacht ik dat we ook in de anderhalvemaatschappij goed uit de voeten zullen kunnen.”

Van Noppen vindt de lange termijn daarom interessanter: “We zijn nu onze campusstrategie aan het herijken. Die herijking vindt plaats op basis van drie scenario’s: in het eerste COVID19-scenario is alles weg, in het tweede keren we terug naar de oude situatie en in de derde komen we tot een mix. Bij die scenario’s kijken we naar kwantiteit en kwaliteit. Bij kwaliteit heb je het dan onder meer over het type zalen en de onderwijsvorm.”

“We zijn nu onze campusstrategie aan het herijken. Die herijking vindt plaats op basis van drie scenario’s” – Jaco van Noppen

Paul Hendriks vindt de scenario’s interessant en voegt daar nog iets aan toe: “Je moet er namelijk ook rekening mee houden dat je in de toekomst soms snel moet overschakelen van het ene naar het andere scenario. Dat betekent dat je als aanbieder van onderwijs altijd die terugvaloptie van online onderwijs beschikbaar zult moeten hebben. Dat is daarnaast ook nodig omdat je altijd enerzijds er voor moet zien te zorgen dat mensen met ziekteverschijnselen – zowel docenten als studenten –  thuis blijven en anderzijds een volwaardig alternatief moet bieden.” Aansluitend op de eerdere opmerking van Rezelman wijst Hendriks ook op de groepen mensen die straks voor het eerst op de campus in een situatie met stevige beperkingen zullen komen: “Daarbij heb ik het vanzelfsprekend over de nieuwe eerstejaars, maar ook over – mogelijk – nieuwe internationale studenten, masters die elders hun bachelor hebben gedaan en andere ‘instromers’. Al die groepen moeten goede voorlichting krijgen over het gebruik van de campusfaciliteiten.”

“Je moet er ook rekening mee houden dat je in de toekomst soms snel moet overschakelen van het ene naar het andere scenario” – Paul Hendriks

Ook Jeroen Tazelaar van TwynstraGudde is enthousiast over de scenario’s. “Ik realiseer me echter wel dat we de bouwstenen daarvoor nog niet beschikbaar hebben. Die zullen we de komende maanden werkenderwijs moeten gaan ontdekken.” Rezelman knikt instemmend: “Ik zie dat er al veel ‘learning on the job’ plaatsvindt. Er wordt een plan gemaakt, organisaties gaan er snel mee aan de slag en leren al doende. Dus niet ‘op papier studeren’, maar ‘in het echie uitproberen’. Ik zie grote voordelen van zo’n Deming-cirkel van Plan, Do, Check, Act omdat het je in staat stelt snel resultaten met elkaar te delen.” Volgens Ten Dam wordt een onderdeel van het scenariodenken dat we meer vanuit gebruik dan vanuit bezit gaan denken. En ziet ze nog meer mogelijkheden: “De duurzaamheidsfootprint biedt nu meer kansen om met elkaar in gesprek te gaan dan voorheen. We gaan namelijk onszelf kritischer de vraag stellen: wat hebben we echt fysiek nodig en wat kunnen we anders oplossen.” Een belangrijke uitdaging daarnaast is crowdmanagement: hoe krijgen we daar grip op in de anderhalvemetermaatschappij. Waarbij vervoer – Dols haalde het al aan – van groot belang is.”

In deel 3 van het verslag van de DigiTable Campus Day staat de evaluatie centraal.

De deelnemers

  • Franc van Nunen, directeur campusontwikkeling bij de Vrije Universiteit Amsterdam. Daarbij houdt hij zich bezig met het hele traject van gebiedsontwikkeling, van conceptontwikkeling tot realisatie. Tevens is hij op de campus coronacrisismanager.
  • Niekol Dols, adjunct-directeur Vastgoed & Campus bij de Universiteit Utrecht. Ze houdt zich bezig met de vastgoedstrategie, advies en met energie.
  • Paul Hendriks, hoogleraar Bedrijfskunde en decaan bij de faculteit Managementwetenschappen aan de Radboud Universiteit Nijmegen.
  • Koen Fleuren, hoofd huisvestingsmanagement bij de divisie Campus & Facilities bij de Radboud Universiteit Nijmegen.
  • Jaco van Noppen, directeur Campus & Real Estate bij de Technische Universiteit Delft. Tevens is hij lid van het coronacrisisteam.
  • Ellis ten Dam, commercieel directeur en consultant Vastgoed & Huisvesting bij RoyalHaskoningDHV.
  • Daniel Koningen, adviseur en directeur-eigenaar van Aestate/ontrafelexperts.
  • Kees Rezelman, managing consultant Onderwijs & Onderzoek, verantwoordelijk voor de dienstverlening van AT Osborne bij onderwijs- en bij onderzoeksinstellingen.
  • Jeroen Tazelaar, partner bij TwynstraGudde en daar verantwoordelijk voor de adviesgroep Huisvesting & Vastgoed.
Delen: Twitter LinkedIn Facebook

permalink

Naar het overzicht

Lees verder

Terug naar boven