DigiTable Campus Day – (Deel 3 van 3) Evaluatie en langere termijn

DigiTable Campus Day – (Deel 3 van 3) Evaluatie en langere termijn

Op 26 mei organiseerden Aestate, AT Osborne, Royal HaskoningDHV, TwynstraGudde en Smart WorkPlace de DigiTable Campus Day over corona en campus. In het derde deel aandacht voor de evaluatie en de langere termijn.

Evaluatie

Franc van Nunen merkt op dat het onderwijs aangeeft in het voorjaar vooral ‘het contact’ te hebben gemist. “Het leidt bij mij tot de vervolgvraag ‘wat’ gemist wordt: het grote hoorcollege of juist die kleinere aandacht? Om diezelfde reden wil ik graag ook van medewerkers en onderzoekers weten ‘waarom’ ze graag op de campus zijn en wat ze hanteerbaar en normaal vinden om elders te doen.”

Paul Hendriks vult aan: “Een van de lessen die we de afgelopen periode hebben geleerd is dat de campus naast een plek voor onderwijs en onderzoek ook een middel is om gemeenschapsvorming te bevorderen. De afgelopen jaren zagen we dat studenten in toenemende mate naar de campus kwamen om er te studeren. We zagen de afgelopen maanden dat als dat wegvalt, ook het sociale contact wegvalt. En dat zagen we terug in toenemende aantallen studenten die een beroep deden op een psycholoog. Het bracht ons tot het inzicht dat er een groep kwetsbare studenten is waar je meer aandacht aan moet besteden. Inclusief studenten die thuis de faciliteiten niet hebben om onderwijs op afstand te kunnen volgen.”

“Een van de lessen die we de afgelopen periode hebben geleerd is dat de campus naast een plek voor onderwijs en onderzoek ook een middel is om gemeenschapsvorming te bevorderen” – Paul Hendriks

Ellis ten Dam vindt terugkijkend vooral de soepelheid en flexibiliteit bewonderenswaardig. “Het was nodig en werd gewoon gedaan.” De ervaringen van de afgelopen periode bieden volgens haar veel kansen om te leren en om vooruit te kijken. “We weten nu namelijk welke kansen online onderwijs biedt, maar ook welke hindernissen we ervaren omdat we elkaar niet fysiek kunnen ontmoeten. Het is nu een zoektocht naar een balans wat we op een campus fysiek moeten faciliteren en wat we ook online kunnen doen. Ik sluit me daarbij aan bij de woorden van Hendriks die aangeeft dat we het fysieke en sociale aspect van een campus niet moeten onderschatten.”

Jeroen Tazelaar voegt daaraan toe. “Doordat je elkaar niet meer fysiek ontmoet, mis je ook de informele synergie van de gesprekken bij de koffieautomaat en in de wandelgangen. Ik ben heel benieuwd hoe we dat straks gaan vormgeven.” Niekol Dols beaamt dat laatste: “Ook ik mis mijn collega’s en de door Tazelaar aangehaalde ontmoetingen zijn daarbij vaak de Haarlemmer Olie van een organisatie. Daarom zijn oplossingen daarvoor belangrijk, zeker omdat we ons nu in het ‘dal der wanhoop’ bevinden, waarbij er nog geen einddatum voor deze situatie in zicht is.”

Daniel Koningen van Aestate ziet dat de ervaringen van de afgelopen periode bij sommige instellingen al heeft geleid tot vragen over hoe om te gaan met het strategisch huisvestingsplan op lange termijn. “Dat kom je bij vragen als: ‘hebben we nog wel zoveel vierkante meters nodig?’ of ‘moeten het andersoortige vierkante meters worden?’, ‘moeten we nog meer inzetten op ontmoeten?’ en ‘zal het misschien wel een blijvend gegeven zijn dat we met minder mensen op dezelfde ruimte kunnen zijn?’.”

De langere termijn

Maar waar staat de campus over vijf jaar? Van Nunen trapt af en benoemt het aspect van de campus als bindingselement voor de universiteit. “We doen daar al een aantal jaren onderzoek naar. Daaruit komt naar voren dat fysiek ontmoeten een belangrijke plek heeft. Ook zie ik een trend de laatste jaren dat er flexibeler naar campussen wordt gekeken vanuit alternatieve aanwendbaarheid en dubbelgebruik. Daardoor is de beschikbare ruimte breder en attractiever inzetbaar. Daardoorheen zal de hybriditeit van het op- en afschalen blijven lopen. En daardoor word je gedwongen om steeds kritisch te blijven kijken waar je de campus voor wilt blijven gebruiken.”

“Ik zie een trend de laatste jaren dat er flexibeler naar campussen wordt gekeken vanuit alternatieve aanwendbaarheid en dubbelgebruik” – Franc van Nunen

Volgens Koen Fleuren heeft de crisis bij iedereen het besef doen opleven hoe groot het bindend vermogen van een campus is. Daarnaast zal in Nijmegen de vraag ook worden gesteld naar de toekomst van thuiswerken op de langere termijn. “Door de ervaring die we nu hebben opgedaan, verwacht ik dat er anders tegen aan zal worden gekeken en dat er mogelijk ook beleid op zal worden gemaakt. En vervolgens is dan de vraag wat dit voor gevolgen heeft voor de werkplekken die je op de campus wilt hebben.”

Dols ziet dat er ten gevolge van een te verwachten omzetdaling – tekorten op begroting, stilvallend onderzoek, vertraging bij studenten – momenteel kritisch wordt gekeken naar de vraagkant. “Er worden besparings- en bezuinigingsopties in kaart gebracht. Omdat het een groot deel uitmaakt van de universitaire begroting, wordt daarbij ook gekeken naar vastgoed en facilities. Ik begrijp die nadruk op de vraagkant, maar als je naar de langere termijn kijkt, moet je misschien wel meer nadruk leggen op de aanbodkant. En kijken, zoals Fleuren ook aanhaalt, naar thuiswerken. De vraag die ik al hoor is of een aantal dagen per week thuis werken niet de nieuwe norm moet worden. Die veranderende mindset kan er op de lange termijn toe leiden dat we gaan beslissen om kantoorgebouwen af te stoten. En op de korte termijn om huurpanden die we nu inzetten voor onderwijs niet meer te gebruiken.”

“Ik begrijp de nadruk op de vraagkant, maar als je naar de langere termijn kijkt, moet je misschien wel meer nadruk leggen op de aanbodkant” – Niekol Dols

Hendriks benadrukt dat een campus een instrument is om bepaalde doelen te realiseren. “Daarbij hoop ik dat een ontwikkeling van de laatste jaren – een campus is meer dan een plek om te studeren en te werken – zich zal blijven doorzetten. Vaak was er al sport op zo’n campus, maar ik zie dat ook cultuur de laatste tijd meer vorm begint te krijgen. En dat is goed, want voor de ontwikkeling van de student is een balans tussen het cognitieve en het sociale en het sportieve en artistieke van belang. Ik voorzie dat de campus daarbij een verbindende factor kan zijn.”

Jaco van Noppen benoemt de relevantie om als universiteit een internationaal hoogwaardig instituut te blijven dat zich verder ontwikkelt. Zo kan impact op een betere samenwerking worden geleverd. Als fysieke omgeving is de campus hier een onlosmakelijk onderdeel van. In dit verband merkt Noppen ook op dat valorisatie en socialisatie belangrijke elementen voor een universiteit zijn om kennis te kunnen ontwikkelen en delen. Daarbij zal een andere invulling van studieplekken en omvang van onderzoeksruimten ontstaan, alsook zal online onderwijs toenemen en de omvang van de zalen worden aangepast.

Ten Dam vindt dat bij de aanbodkant de vraag moet worden gesteld hoe we vastgoed en facilities op de campus beter kunnen inzetten, startend vanuit de behoeften van gebruikers en stakeholders. Bij de vraagkant kan er nog verder ontdekt worden welke contacten met anderen binnen en buiten de universiteit interessant zijn voor kruisbestuiving. “Ik ben benieuwd naar voorbeelden waarom en hoe universiteiten elkaar kunnen inspireren.”

Koningen voorziet dat de komende jaren de kwaliteit van het verblijven op de campus steeds belangrijker zal worden. “En daarmee ook het combineren van allerlei functies. Een mooi voorbeeld is een campusgebouw, waaraan we theater en film hebben toegevoegd zodat we het ook in de avonden en weekenden meer kunnen gebruiken. Ook verwacht ik de komende jaren een zoektocht naar hoe je de kwaliteit in contact, beleving en ontmoeten – waarvan we allemaal het belang onderschrijven – kunt handhaven in het ‘nieuwe normaal’ op de campus.”

Kees Rezelman ziet resumerend drie grote uitdagingen de komende jaren. “Als eerste: het bij elkaar brengen van OV en de campuswereld: ze zullen elkaar nodig hebben maar het zijn verschillende werelden. Als tweede: hoe gaan we gebruik maken van de duurzaamheidskansen die de nieuwe situatie ons biedt? En als derde de flexibiliteit. Die zal de komende jaren van nog meer waarde blijken te zijn.”

Tazelaar tenslotte verwacht dat de coronacrisis een katalysator is voor een richting die in de campuswereld eigenlijk al was ingeslagen. “Minder naar traditioneel werken en meer naar een ontmoetingsplaats.

De deelnemers

  • Franc van Nunen, directeur campusontwikkeling bij de Vrije Universiteit Amsterdam. Daarbij houdt hij zich bezig met het hele traject van gebiedsontwikkeling, van conceptontwikkeling tot realisatie. Tevens is hij op de campus coronacrisismanager.
  • Niekol Dols, adjunct-directeur Vastgoed & Campus bij de Universiteit Utrecht. Ze houdt zich bezig met de vastgoedstrategie, advies en met energie.
  • Paul Hendriks, hoogleraar Bedrijfskunde en decaan bij de faculteit Managementwetenschappen aan de Radboud Universiteit Nijmegen.
  • Koen Fleuren, hoofd huisvestingsmanagement bij de divisie Campus & Facilities bij de Radboud Universiteit Nijmegen.
  • Jaco van Noppen, directeur Campus & Real Estate bij de Technische Universiteit Delft. Tevens is hij lid van het coronacrisisteam.
  • Ellis ten Dam, commercieel directeur en consultant Vastgoed & Huisvesting bij RoyalHaskoningDHV.
  • Daniel Koningen, adviseur en directeur-eigenaar van Aestate/ontrafelexperts.
  • Kees Rezelman, managing consultant Onderwijs & Onderzoek, verantwoordelijk voor de dienstverlening van AT Osborne bij onderwijs- en bij onderzoeksinstellingen.
  • Jeroen Tazelaar, partner bij TwynstraGudde en daar verantwoordelijk voor de adviesgroep Huisvesting & Vastgoed.
Delen: Twitter LinkedIn Facebook

permalink

Naar het overzicht

Lees verder

Terug naar boven